Verpleegkundig diagnosticeren bij mensen met COPD Inhoudsopgave
INLEIDING 1VERPLEEGKUNDIG PROCES
1.4 Verpleegkundige interventie en evaluatie van zorg
2VERPLEEGKUNDIGE ANAMNESE EN OBSERVATIES
2.3 Anamnesegesprek en observaties volgens de gezondheidspatronen van Gordon
3VAN GEGEVENS TOT VOORLOPIGE VERPLEEGKUNDIGE DIAGNOSE 4DRIE VERPLEEGKUNDIGE DIAGNOSES
4.2 Diagnose Kennistekort (rond ziektebeeld, behandeling en leefregels)
4.3 Diagnose Voedingstekort (als gevolg van longemfyseem)
4.4 Diagnose Ineffectieve luchtwegreiniging
REFERENTIES Bijlage 1 Verpleegkundige diagnoses, relevant voor de 'standaard' COPD-patiënt
Nederlands Astma Fonds 2004 / Verpleegkundig diagnosticeren bij mensen met COPDINLEIDING In Nederland neemt de belangstel ing voor verpleegkundige diagnostiek toe en krijgt een plaats in de
zorg voor de patiënt met COPD (chronic obstructive pulmonary disease). In 'Verpleegkundig
diagnosticeren bij mensen met COPD' is het denk- en redeneerproces beschreven dat noodzakelijk is
om een verpleegkundige diagnose te stel en. De vertaalslag van theorie naar praktijk is gemaakt door
drie verpleegkundige diagnoses die veel voorkomen bij mensen met COPD uit te werken.
Hierbij is de 'Handleiding Verpleegkundige Diagnostiek 1995-1996' van M. Gordon de basis. Deze
handleiding is onmisbaar bij het lezen van 'Verpleegkundig diagnosticeren bij mensen met COPD'.
In hoofdstuk 1. wordt een korte inleiding over het verpleegkundig proces gegeven en diagnosticeren
als fase van het verpleegkundig proces verder uitgewerkt. Daarna wordt in hoofdstuk 2. een
verpleegkundige anamnese afgenomen bij een patiënte met COPD en worden de verpleegkundige
observaties beschreven. De patiënte is mevrouw Geel genoemd, dit is niet haar werkelijke naam. De
Functionele Gezondheidspatronen van Gordon zijn hierbij de leidraad. Vervolgens worden in
hoofdstuk 3. de gegevens geordend. Tenslotte wordt in hoofdstuk 4. het stel en van drie diagnoses
beschreven. Deze diagnoses zijn gekozen omdat ze frequent voorkomen bij de medische diagnose
COPD. Voor de leesbaarheid wordt de vrouwelijke vorm voor de verpleegkundige gebruikt
Voor meer informatie over de verpleegkundige interventies voor de verpleegkundige zorg voor de
patiënt met COPD kunt u gebruik maken van de module 'Verpleegkundige zorg, 4e kwalificatieniveau'
Nederlands Astma Fonds 2004 / Verpleegkundig diagnosticeren bij mensen met COPD1 VERPLEEGKUNDIG PROCES
In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het diagnosticeren als fase van het verpleegkundig proces.
1.1 Verpleegkundig proces Om professioneel hulp te verlenen aan de patiënt met COPD moet de verpleegkundige duidelijk voor
ogen hebben welke hulp zij dient te verlenen. Een uitgebreide anamnese vormt hiervoor het
uitgangspunt. Verplegen is een complexe activiteit die tot doel heeft individuen en groepen te helpen
bij het uitvoeren van zelfzorgactiviteiten ten behoeve van een gezond bestaan. Taken die de
verpleegkundige kan vervul en zijn onder meer het vaststel en van de problemen en het bevorderen
of ondersteunen van de zelfzorg en eventueel het overnemen van de zorg (McFarlane & Castledine,
In de Nederlandse literatuur wordt het verpleegkundig proces, ook wel verpleegproces genoemd,
meestal gelijk gesteld met het verpleegkundig methodisch handelen via een aantal fasen (Van Rest-
Bakker, 1984) of het systematisch verpleegkundig handelen (Grypdonck, 1979).
Werken volgens het verpleegkundig proces is een systematische, doelgerichte, planmatige en
procesmatige manier van werken (McFarland en McFarlane, 1993).
Een aantal auteurs hebben de stappen als volgt beschreven:
• planning (van doelen en interventies);
• implementatie (van geplande activiteiten);
• evaluatie; (Albersnagel, 1993; Kruijswijk Jansen & Mostert, 1994).
Gordon (1994) beschrijft de volgende stappen van het verpleegkundig proces:
• het vaststel en van de problemen met daarin: anamnese en diagnose;
• het oplossen van de problemen met de onderdelen: het formuleren van de gewenste uitkomsten
(doelstel ingen), interventie en evaluatie van de uitkomsten.
1.2 Verpleegkundige diagnose In het Vooronderzoek Begrippenkader Verpleegkunde is in 1993 op basis van consensus een
definitie van een verpleegkundige diagnose tot stand gekomen (toenmalige Nationale Raad voor de
'Een verpleegkundige diagnose is een vaststel ing van iemands feitelijke of mogelijke reacties op
gezondheidsproblemen of levensprocessen op grond waarvan verpleegkundige zorg kan worden
verleend' (Begrippenkader Verpleegkunde, 1993).
Een verpleegkundige diagnose omvat een naam (label), een begripsomschrijving (definitie), een lijst
met typische kenmerken behorend bij dat probleem (diagnostische aanwijzingen), mogelijke
determinanten (ondersteunende aanwijzingen) en etiologische factoren (oorzakelijke of
samenhangende factoren). Dit in ogenschouw genomen is er op dit moment in Nederland gekozen
voor de door de North American Nursing Diagnosis Association (NANDA) gepubliceerde
verpleegkundige diagnoses. De NANDA formuleert de verpleegkundige diagnose als een klinische
uitspraak over de reacties van een persoon, gezin of groep op feitelijke of dreigende
gezondheidsproblemen en/of levensprocessen. De verpleegkundige diagnose is de grondslag voor
de keuze van de verpleegkundige interventies, voor de resultaten waarvan de verpleegkundige
Het verschil tussen de definitie van een verpleegkundige diagnose van het Nederlandse
'Begrippenkader Verpleegkunde' en die van de NANDA is dat volgens het Nederlandse
Begrippenkader Verpleegkunde de verpleegkundige diagnose gericht is op de patiënt en volgens de
In 'Verpleegkundig diagnosticeren bij mensen met COPD' wordt uitgegaan van de definiëring van de
NANDA omdat het al een uitgaan van de patiënt te summier is voor de verpleging van een patiënt
Het verschil tussen verpleegprobleem en verpleegkundige diagnose is niet altijd duidelijk.
Nederlands Astma Fonds 2004 / Verpleegkundig diagnosticeren bij mensen met COPD
In Nederland is in 1992 overeengekomen dat al een van een verpleegkundige diagnose wordt
gesproken wanneer er van een wetenschappelijke onderbouwing sprake is. In al e andere geval en
spreekt men in Nederland van verpleegproblemen.
Gordon gaat uit van de gedachte dat de mens elf algemene functionele gezondheidspatronen heeft.
De gezondheidspatronen gaan uit van een holistische benadering, hoewel er een sterk fysiologische
systeemindeling in te herkennen is. Deze functionele gezondheidspatronen worden in
'Verpleegkundig diagnosticeren bij mensen met COPD' gebruikt bij de verpleegkundige anamnese en
1.3 Proces van diagnosticeren Om te komen tot een diagnose moeten achtereenvolgens verschil ende activiteiten plaatsvinden. Dit
proces wordt meestal in een aantal stappen weergegeven (Begrippenkader Verpleegkunde, 1993).
Deze stappen zijn: verzamelen, ordenen en interpreteren van gegevens voor een voorlopige
diagnose, welke vervolgens wordt geverifieerd om tot een definitieve diagnose komen. Dit proces
dient te resulteren in een oordeel: de diagnose.
Structuur van de verpleegkundige diagnose In de literatuur worden meerdere structuren van de verpleegkundige diagnoses beschreven. In
'Verpleegkundig diagnosticeren bij mensen met COPD' wordt gebruik gemaakt van de structuur, zoals
ook in de 'Handleiding Verpleegkundige diagnoses' wordt gebruikt.
De verpleegkundige diagnose is gestructureerd door het geven van een naam (label) en de definitie.
Bij de feitelijke problemen worden de bepalende kenmerken en de oorzakelijke of samenhangende
factoren genoemd. Bij de dreigende problemen worden de risicofactoren genoemd.
De bepalende kenmerken zijn te verdelen in diagnostische en ondersteunende aanwijzingen. De
diagnostische aanwijzingen zijn voorwaarden voor het stel en van de diagnose. De ondersteunende
aanwijzingen zijn ondersteunend of aanvul end hierbij, maar behoeven niet altijd aanwezig te zijn.
Daarnaast worden de oorzakelijke of samenhangende factoren genoemd en tenslotte de
Veel voorkomende verpleegkundige diagnoses bij patiënten met COPD Bij patiënten met de medische diagnose COPD komt een aantal verpleegkundige diagnoses veel
voor. Deze diagnoses vindt u in bijlage 1.
Drie van deze veel voorkomende diagnoses worden in de volgende hoofdstukken uitgewerkt volgens
1.4 Verpleegkundige interventie en evaluatie van zorg De vastgestelde verpleegkundige diagnoses vormen de basis voor de planning van de zorg.
Verpleegkundige interventies zijn handelingen, aangestuurd door een verpleegkundige, die een
patiënt van zijn huidige situatie naar de beoogde toestand moeten helpen. Een interventie kan
betekenen: iets doen voor de patiënt, iets doen met de patiënt of de patiënt helpen het
gezondheidsprobleem zelf te beïnvloeden of te verhelpen. De keuze van het type interventie hangt af
van de verpleegkundige diagnose en de beoogde resultaten.
Evalueren is het beoordelen van het effect van de verpleegkundige zorgverlening binnen het gehele
verpleegkundige proces. In deze evaluatie kan het product, het proces en de structuur van de
verpleegkundige zorg worden beoordeeld (Kruijswijk Jansen & Mostert, 1994)
In 'Verpleegkundig diagnosticeren bij mensen met COPD' wordt niet verder ingaan op de interventies
Nederlands Astma Fonds 2004 / Verpleegkundig diagnosticeren bij mensen met COPD2 VERPLEEGKUNDIGE ANAMNESE EN OBSERVATIES op basis van een casus
2.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt aan de hand van een anamnesegesprek, verpleegkundige observaties en
aanvul ende medische gegevens, een casus beschreven van een patiënte met COPD, mevrouw
Het afnemen van de verpleegkundige anamnese, het doen van observaties en het verzamelen van
andere relevante gegevens zijn de eerste stap in het verpleegkundig proces. Er wordt doelbewust en
op systematische wijze gegevens van de gezondheidssituatie van de patiënt verzameld, die nodig
zijn om het wegingsproces ten behoeve van de diagnostiek te kunnen maken. De gegevens worden
door middel van een interview met de patiënt, lichamelijk onderzoek, observatie, eerdere rapportage
en informatie van derden verkregen (Carpenito, 1995).
De gespreksonderwerpen in het anamnesegesprek en de observaties zijn gerangschikt volgens de
functionele gezondheidspatronen van Gordon.
2.2 Situatiebeschrijving Mevrouw Geel is zeventig jaar en gehuwd. Ze heeft twee zoons. Een van beide zoons woont in
dezelfde woonplaats. Hij en zijn vrouw komen dagelijks even bij het echtpaar kijken, ook de
kleinkinderen komen regelmatig langs. De andere zoon woont met zijn gezin op 150 kilometer afstand
en is daardoor niet dagelijks betrokken bij de zorg. Het echtpaar woont sinds drie jaar in een
Zeven jaar geleden werd longemfyseem geconstateerd.
2.3 Anamnesegesprek en observaties volgens de gezondheidspatronen van Gordon
Patroon van gezondheidsbeleving en -instandhouding Mevrouw vertelt altijd gezond te zijn geweest en nooit klachten van benauwheid te hebben gehad. Ze
zegt vroeger veel gerookt te hebben, dertig sigaretten per dag. Nu rookt ze niet meer zoveel, af en
toe een sigaret om goed te kunnen ophoesten: 'Dat kan toch geen kwaad?'
Bij doorvragen blijkt mevrouw vroeger veel bronchitisklachten te hebben gehad, ze is vaak en
Mevrouw Geel zegt dat ze de longartsen nooit heeft geloofd en hen maar liet praten: 'Het ging toch
De laatste tijd gaat het echter niet goed, zegt ze zelf. Mevrouw lijkt dit niet te kunnen begrijpen en
vraagt steeds om uitleg. Regelmatig heeft zij longontstekingen, waarbij ze veel last heeft van
vastzittend sputum, hoesten en benauwdheid. Het lijkt er op dat ze de kracht niet heeft om goed op te
hoesten. Hoe dit komt lijkt zij niet te weten: 'Ik kom al twee jaar de deur niet meer uit'. Sinds twee jaar
krijgt zij vierentwintig uur per dag zuurstof, twee liter, via een zuurstofconcentrator. Haar man helpt
haar vol edig met de zuurstoftoediening.
Tijdens een longontsteking schrijft de huisarts over het algemeen een prednisonkuur van zeven
dagen voor. Daarnaast vernevelt zij dan extra medicijnen (acht keer in plaats van zes keer). Voor
deze ontstekingen is mevrouw regelmatig opgenomen geweest.
Mevrouw Geel weet dat er aan het longemfyseem zelf niets te doen is. Kortgeleden heeft zij aan de
huisarts aangegeven niet meer in het ziekenhuis opgenomen te wil en worden. Vanwege hartklachten
en een hoge bloeddruk heeft de cardioloog medicijnen voorgeschreven. Zij heeft verklaard niet
Verpleegkundige observatie Mevrouw is zeer mager en heeft een blauw/grauwe kleur. Ze heeft een piepende ademhaling en is
benauwd en kan daardoor moeilijk een gesprek voeren. Ze heeft een naar voren gebogen houding en
de borstkas is misvormd. Ze rochelt en heeft een zuurstofslangetje (neusvorkje) in haar neus. Haar pols is 92 per minuut, temperatuur 39,5°C en haar bloeddruk 160/90 mm/Hg.
Nederlands Astma Fonds 2004 / Verpleegkundig diagnosticeren bij mensen met COPDVoedings- en stofwisselingspatroon Vanwege de ernstige benauwdheid is eten en drinken zeer vermoeiend en kost haar erg veel energie.
Ook geeft mevrouw aan snel een vol gevoel te hebben. Mevrouw is het laatste half jaar 8 kg
afgeval en en weegt nu slechts 45 kilo. Tijdens de laatste ziekenhuisopname heeft de diëtiste
mevrouw nadrukkelijk geadviseerd meerdere maaltijden op een dag te gebruiken om een goed li-
Zij vertelt de lunch vaak over te slaan omdat deze te snel na het ontbijt volgt. Ook de warme maaltijd
's avonds staat haar vaak tegen. Drinken doet ze niet zoveel omdat ze dan vaak naar het toilet moet
Verpleegkundige observatie Mevrouw is erg mager (gewicht: 45 kg. ; lengte: 1.76 meter).
Haar huid is erg dun en droog, de huidturgor is slecht, blijft staan.
Uitscheidingspatroon Ontlasting komt om de dag en is hard van consistentie, waar ze overigens geen last van heeft.
Zij heeft geen last van buikkrampen. De urine komt regelmatig met kleine beetjes en is donker van
kleur. Zij zegt geen incontinentieproblemen te hebben. Mevrouw heeft geen hulp nodig bij het naar
het toilet gaan, hoewel dit zeer vermoeiend voor haar is. Zij heeft het niet snel warm of koud en
transpireert zelden. Door het continue ademen door haar mond heeft zij last van een droge mond en
Verpleegkundige observatie Mevrouw heeft droge schrale lippen en korstjes in haar mondhoeken.
Activiteitenpatroon Zelfstandig lopen is mogelijk met behulp van een rol ator. Ze loopt dan van de slaapkamer (naast de
woonkamer) naar de stoel; van de stoel naar de keuken en van de stoel naar de badkamer. Al e
vertrekken grenzen aan de woonkamer en er zijn geen drempels.
Zij is al twee jaar niet naar buiten geweest, uit angst kou te vatten en vanwege het zuurstofgebruik.
Mevrouw is bang dat de kleine cylinder onderweg opraakt, bovendien vindt ze het gestaar van de
Wel gaat mevrouw als ze een goede dag heeft met haar echtgenoot mee naar het winkeltje en de
Overdag zit zij veel te lezen of ze kijkt samen met haar man naar de televisie. Schrijven gaat moeilijk
omdat ze dan gaat tril en. Met haar kleinkinderen speelt ze graag een potje Rummikub.
ADL: Na elke, ook minimale, inspanning is mevrouw uitgeput en moet zij happend naar adem
ongeveer een kwartier bijkomen. Ze kan zeer weinig activiteiten verrichten en elke activiteit die zij
Ze wordt dagelijks geholpen met het wassen en aankleden door de wijkverpleegkundige. De laatste
maanden komt het vaker voor dat zij niet meer aangekleed wil worden aangezien het uitkleden 's
avonds te inspannend is ondanks de hulp van haar man.
HDL: Het huishouden wordt gedaan door de gezinszorg, die drie keer per week drie uur langs komt.
Ook de kinderen en kleinkinderen springen regelmatig bij.
Verpleegkundige observatie Mevrouw zit continu in dezelfde houding, voorovergebogen in de stoel. Naast haar liggen een
stapeltje boeken en de afstandsbediening van de televisie.
Na een paar stappen lopen is zij uitgeput en kan enkele minuten niet praten. Zij zit op een
vezelkussen ter voorkoming van decubitus.
Slaap- en rustpatroon Mevrouw zegt geen problemen met het slapen te hebben. Zij neemt elke avond om 22.00 uur een
slaaptablet en slaapt dan redelijk tot ongeveer 7.00 uur door. Om 9.00 uur staat ze op als de
wijkverpleegkundige komt. Echt uitgerust voelt ze zich echter nooit.
Mevrouw gaat 's middags regelmatig even naar bed om te rusten.
Nederlands Astma Fonds 2004 / Verpleegkundig diagnosticeren bij mensen met COPDVerpleegkundige observatie Mevrouw ziet er moe uit met donkere kringen onder haar ogen.
Denk- en waarnemingspatroon Het gezichtsvermogen is goed met behulp van een bril. Zij heeft een aparte leesbril. Het gehoor is
volgens mevrouw goed. Het geheugen is goed, zij weet al es tot in details terug te vertel en, een
enkele keer herhaalt zij dingen. Zij staat open voor nieuwe zaken maar moet hier altijd eerst aan
wennen. Bij suggesties om wat in de verzorging te veranderen vraagt zij doorgaans wat bedenktijd.
Verpleegkundige observatie Mevrouw kan zich goed uitdrukken en is duidelijk in haar beslissingen omtrent wat ze wel en niet
meer wil. Ze wil graag over haar problemen omtrent haar ziekte praten. Soms praat ze over dingen
heen of lijkt ze bepaalde zaken niet te horen. De radio of televisie staan vaak hard aan.
Zelfperceptie- en zelfbeeldpatroon Ondanks de steun en zorg van haar man en kinderen, ziet zij de toekomst somber in. Zij zegt zich
vaak moedeloos en neerslachtig te voelen. Ook voelt ze zich vaak schuldig ten opzichte van haar
gezin. Vroeger was zij altijd optimistisch en een echte doorzetter.
Bij een benauwdheid is ze bang niet genoeg lucht te kunnen krijgen, dit gebeurt de laatste tijd steeds
Mevrouw zegt ontevreden te zijn met haar uiterlijk: 'Vel over been'. Ook haar slechte conditie ergert
Verpleegkundige observatie Haar jurk is veel te ruim en het haar is dof en slecht verzorgd. Haar nagels zijn kort afgeknipt.
Rollen- en relatiepatroon Mevrouw Geel woont met haar man in een serviceflat. Zij heeft een hechte band met haar man,
kinderen en kleinkinderen. Haar vriendin komt haar wekelijks bezoeken. Met de medebewoners van
de flat heeft het echtpaar een goed contact en regelmatig komt een van de buren langs. Mevrouw wil
niet al haar problemen met haar familie bespreken, met name haar angst om te stikken wil ze met
hen niet bespreken. Zij voelt zich erg afhankelijk en wil niet al es vragen aan haar naasten: ' Zij
moeten al zoveel voor mij doen'. Haar familie is zeer bezorgd, maar verwoordt dit niet.
Verpleegkundige observatie Naast mevrouw staat de telefoon waar ze, als ze niet benauwd is, regelmatig gebruik van maakt om
Seksualiteit- en voortplantingspatroon Met haar man heeft ze een warme relatie. Zij spreekt met veel liefde over hem. Sinds enige jaren
heeft zij geen aktieve seksuele relatie meer met haar man.
Verpleegkundige observatie Het echtpaar gaat liefdevol met elkaar om. Het echtpaar heeft 1 slaapkamer, ondanks het hoesten en
de benauwdheid van mevrouw slapen zij samen.
Coping- en stresstolerantiepatroon De lichamelijke achteruitgang van mevrouw, waardoor zij weinig activiteiten kan verrichten is volgens
haar een grote stressfactor. Wel wil en, maar niet kunnen! Zij zegt de hele dag bezig te zijn met lucht
Mevrouw geeft aan behoefte te hebben aan praten over haar toekomstverwachting en levenseinde.
Zij doet dit al een met professionele hulpverleners zoals de huisarts en de wijkverpleegkundige.
Wanneer zij erg nerveus is mag zij van de huisarts een tabletje oxazepam nemen.
Mevrouw geeft aan dat ze aan haar man en kinderen merkt dat ze zich zorgen maken over haar.
Haar man en kinderen praten er met haar, maar ook met de huisarts en de wijkverpleegkundige niet
over. Zij lijken het contact met huisarts en wijkverpleegkundige te mijden.
Nederlands Astma Fonds 2004 / Verpleegkundig diagnosticeren bij mensen met COPDVerpleegkundige observatie Een gesprek met de partner en andere familie over andere dan praktische zaken gaat zeer moeizaam
Waarden- en (geloofs)overtuigingspatroon Mw. G. is niet verbonden aan een kerk, wel gelooft zij in 'iets'. Zij wil graag dat iedereen eerlijk is
tegen haar. Een kunstmatige levensverlenging wil zij niet. Zij heeft daarom verklaard niet
Verpleegkundige observatie Mevrouw is eerst onrustig als dit onderwerp ter sprake is, in de loop van het gesprek wordt zij rustiger
en kan goed aangeven waarom zij deze keuzes maakt.
Aanvullende gegevens Medicatie: ipratropium (Atrovent ), unit-dose a 0,5 mg in 2 ml
salbutamol (Ventolin ), inhalatie vloeistof 5 mg/ml
beclomethason (Becotide ), 4 x daags een pufje met voorzetkamer
theophyl ine, 2x daags 300 mg acetylcysteïne, (Fluimucil ), 2x daags 600 mg bruistablet
temazepam (Normison ), 1x daags 10 mg (voor het slapen)
oxazepam (Seresta ), zo nodig 10 mg
alendroninezuur (Fosamax ), 1x daags 10 mg
Nederlands Astma Fonds 2004 / Verpleegkundig diagnosticeren bij mensen met COPD3 VAN GEGEVENS TOT VOORLOPIGE VERPLEEGKUNDIGE DIAGNOSE
3.1 Inleiding Uit de verpleegkundige anamnese en observaties van mevrouw Geel worden een aantal gegevens
verkregen die op grond van de kennis en ervaring van de verpleegkundige geselecteerd worden en in
dit hoofdstuk als aanwijzingen worden geordend volgens de Functionele Gezondheidspatronen van
Gordon. Met behulp van de geordende aanwijzingen kan worden gezocht naar een voorlopige
diagnose, ook wel hypothetische diagnose genoemd. Een drietal voorlopige diagnoses wordt in
hoofdstuk 4 gerelateerd aan een aantal erkende verpleegkundige diagnoses van de North American
3.2 Ordening van de aanwijzingen Patroon van gezondheidsbeleving en gezondheidsinstandhouding: • Nooit klachten
Voedings- en stofwisselingspatroon • Eten en drinken is zeer vermoeiend
Uitscheidingspatroon • Huid dun en droog
Activiteitenpatroon • Angst dat de cilinder opraakt
Nederlands Astma Fonds 2004 / Verpleegkundig diagnosticeren bij mensen met COPD Slaap-rustpatroon • Slaapt goed
Denk- en waarnemingspatroon • Negeren van opmerkingen van de longarts
Zelfperceptie- en zelfbeeldpatroon • Somber toekomstbeeld
Rol- en relatiepatroon • Schuldig t.o.v. gezin
• Niet al e problemen met de familie bespreken
• Gesprek met de familie niet mogelijk
Seksualiteits- en voortplantingspatroon
Coping- en stresstolerantiepatroon • Angst voor kou vatten
Waarden- en levensovertuigingsenpatroon • Wil niet gereanimeerd worden
Nederlands Astma Fonds 2004 / Verpleegkundig diagnosticeren bij mensen met COPD4 DRIE VERPLEEGKUNDIGE DIAGNOSES
Voor de casus van mevrouw Geel worden drie diagnoses uitgewerkt namelijk 'kennistekort',
'ineffectieve luchtwegreiniging' en 'voedingstekort'1. Deze diagnoses zijn gekozen omdat ze frequent
worden aangetroffen bij de medische diagnose COPD.
4.1 Diagnostische hypothesen Naar aanleiding van de in paragraaf 3.2 geordende aanwijzingen worden deze geanalyseerd en
samengevat. Op basis daarvan wordt de voorlopige (=hypothetische) diagnose gesteld. De drie
boven genoemde hypothesen worden verder uitgewerkt door ze te relateren aan de NANDA-
diagnoses. De vertaling van Gordon2 wordt gebruikt.
De NANDA-diagnoses en de aanwijzingen worden naast elkaar gezet. Het resultaat kan dan de
diagnose zijn of het kan zijn dat meer aanwijzingen nodig zijn om de diagnose vast te stel en. Tot de
diagnose vastgesteld is spreken we van diagnostische hypothese.
Het kan blijken dat er te weinig aanwijzingen zijn om van de hypothetische diagnose tot de definitieve
4.2 Diagnose Kennistekort (rond ziektebeeld, behandeling en leefregels) Onvermogen om informatie of uitleg te geven over gezondheidsgewoonten,
gezondheidsinstandhouding en/of behandelingsprocedures of de hiervoor vereiste vaardigheden ten
De diagnoses zijn goedgekeurd door de North American Nursing Diagnoses Association (NANDA)
Gordon, M., Handleiding verpleegkundige diagnostiek 1998-1996, De Tijdstroom, Utrecht 1996
Nederlands Astma Fonds 2004 / Verpleegkundig diagnosticeren bij mensen met COPDBepalende kenmerken volgens NANDA Bepalende kenmerken uit casus mw. Geel Diagnostische aanwijzingen uit casus mevrouw Geel
• observatie dat verstrekte informatie niet is onthouden of verkeerd is
• de achtergrond en oorzaak van emfyseem ontbreekt
begrepen en een of meer van de volgende aanwijzingen
• de verschijnselen van het ziektebeeld zijn onbekend
• onvermogen om informatie adequaat te herhalen of een vaardigheid
• de oorzaak van longontsteking is onbekend
• de oorzaak van regelmatig terugkerende longontstekingen
• de gevolgen van emfyseem voor ADL zijn onbekend
• onvermogen om instructies op te volgen
• mevrouw begrijpt haar achteruitgang niet
• voedingspatroon is slecht ondanks adviezen van de diëtist, slaat lunch
Ondersteunende aanwijzingen uit de casus mevrouw Geel
• af en toe een sigaret, om goed op te hoesten
• niet-naleven van gezondheidsvoorschriften
• nooit klachten, maar wel veel bronchitis gehad en vaak en lang
• longontsteking terwijl ze toch al twee jaar de deur niet meer uit komt.
• de weinige activiteiten die ze onderneemt doet ze snel en gehaast.
• overslaan van de lunch, weinig drinken
• negeren van opmerkingen van de longarts
Nederlands Astma Fonds 2004 / Verpleegkundig diagnosticeren bij mensen met COPDOorzakelijk of samenhangende factoren volgens NANDA Oorzakelijk of samenhangende factoren in de casus mw. Geel
• verminderd vermogen om informatie op te nemen (bijv. door angst);
• verminderd vermogen om informatie in zich op te nemen door
• geringe interesse/motivatie, haar longarts nooit geloofd;
• ongecompenseerd korte-termijngeheugenverlies;
• verminderd vermogen te communiceren, spreken gaat moeizaam door
• onvermogen om gebruik te maken van materialen of informatiebronnen
(bijv. vanwege culturele of taalverschil en);
Risicogroepen volgens NANDA
• gecompliceerd medisch en verpleegkundig behandelplan
• tijdelijk of permanent cognitietekort (intel ectueel)
Conclusie: De diagnostische hypothese wordt als diagnose vastgesteld: kennistekort (rond ziektebeeld, behandeling en leefregels).
De diagnostische kenmerken en verschijnselen zijn gevonden. De ondersteunende aanwijzingen zijn ondersteunend en aanvul end hierbij.
Nederlands Astma Fonds 2004 / Verpleegkundig diagnosticeren bij mensen met COPD 4.3 Diagnose Voedingstekort (als gevolg van longemfyseem)
Onvoldoende inname van voedingsstoffen om aan de fysiologische behoefte te voldoen.
Bepalende kenmerken volgens NANDA Bepalende kenmerken uit casus mw. Geel Diagnostische aanwijzingen (ondersteund door onderzoek): Diagnostische aanwijzingen uit casus mevrouw Geel
• gewichtsverlies (bij al dan niet adequate voedselinname); 20% of meer
• gewichtsverlies: gewicht 45 kg en lengte 1.76 meter. Afgelopen half jaar
8 kg afgeval en. Normaal lichaamsgewicht tussen de 53 en 72 kg.
• minder voedselinname dan aanbevolen minimale hoeveelheid
• onvoldoende voedselinname blijkt uit:
(geobserveerd of volgens opgave patiënt)
- mevrouw geeft aan regelmatig de lunch over te slaan;
- mevrouw geeft aan geen trek te hebben in de warme maaltijd;
- mevrouw geeft aan snel 'vol' te zitten
Ondersteunende aanwijzingen uit de casus mevrouw Geel
- mevrouw zegt: eten en drinken is te vermoeiend
• overmatig haarverlies; lage spiertonus;
Nederlands Astma Fonds 2004 / Verpleegkundig diagnosticeren bij mensen met COPD Oorzakelijke of samenhangende factoren volgens NANDA Oorzakelijke of samenhangende factoren uit de casus mw. Geel
• ondanks advies diëtist slaat mevrouw de lunch over
• onvermogen voedsel te kopen/bereiden
• kennistekort (aanbevolen dagelijkse hoeveelheden)
• anorexie, voedselfobieën, snel e verzadiging
• kieskeurigheid met het eten, vermageringskuren
Risicogroepen volgend de NANDA
• bij emfyseem verhoogde stofwisseling/katabolisme
Conclusie: De diagnostische hypothese wordt als diagnose vastgesteld: Voedingstekort (als gevolg van longemfyseem).
De diagnostische kenmerken en verschijnselen zijn gevonden. De ondersteunende aanwijzingen zijn ondersteunend en aanvul end hierbij.
Nederlands Astma Fonds 2004 / Verpleegkundig diagnosticeren bij mensen met COPD4.4 Diagnose Ineffectieve luchtwegreiniging
Onvermogen om slijm op te hoesten of obstructie van de luchtwegen op te heffen.
Bepalende kenmerken volgens NANDA Bepalende kenmerken uit casus mw. Geel Diagnostische aanwijzingen (ondersteund door onderzoek): Diagnostische aanwijzingen uit casus mevrouw Geel:
• rhonchi, wheezing (zachtfluitend geluid), crepitaties (knetterend
• mevrouw heeft veel last van 'vol zitten', vastzittend sputum en hoesten
• ademhalingsfrequentie 28 maal per minuut, pols is 92 slagen per minuut,
temperatuur 39,5°C, tensie 160/90 mm/Hg
• verhoogde ademhalingsfrequentie (tachypnoe) of gewijzigde
• er is een fluitend geluid bij het ademen
• geuite kortademigheid/problemen met ademhalen
Ondersteunende aanwijzingen bij mevrouw Geel:
Nederlands Astma Fonds 2004 / Verpleegkundig diagnosticeren bij mensen met COPD Oorzakelijke of samenhangende factoren volgens NANDA Oorzakelijke of samenhangende factoren in de casus mw. Geel
• mevrouw heeft een verminderd vermogen om goed op te hoesten:
• verhoogde slijmproductie door roken en infecties
Risicogroepen
Conclusie: De diagnostische hypothese wordt als diagnose vastgesteld: Ineffectieve luchtwegreiniging.
De diagnostische kenmerken en verschijnselen zijn gevonden. De ondersteunende aanwijzingen zijn ondersteunend en aanvul end hierbij.
Nederlands Astma Fonds 2004 / Verpleegkundig diagnosticeren bij mensen met COPDREFERENTIES
Albersnagel-Thijssen E., e.a., Methodiekontwikkeling voor verpleegkundigen, Wolters-Noordhoff
Beliëm, M., Voortgezette Opleiding Gezondheidszorg, Verpleegkundig Specialist, Module Verpleegproces theorie en toepassing, Hogeschool van Utrecht, Faculteit Gezondheidszorg, 1996.
Carpenito, L.J., Nursing diagnosis, application to clinical practice, Philadelphia 1995.
Gordon, M., Handleiding verpleegkundige diagnostiek 1995-1996, De Tijdstroom, Utrecht 1996.
Grijpdonck, M., Systematisch verpleegkundig handelen, Centrum voor ziekenhuiswetenschappen,
McFarland, J.F. en Castledine, G., Verplegen en Rapporteren, Lochem 1990.
McFarland, G.K. en McFarlane, E.A., Nursing diagnosis and Intervention, planning for patient care, St
Kruiswijk Jansen en H. en Mostert, H., Het verpleegproces, Lochem 1992.
Nationale Raad voor de Volksgezondheid (H.J. van der Bruggen) Vaste Commissie voor Classificaties
en Definities. Vooronderzoek Begrippenkader Verpleegkunde. Standaarddefinities en –classificaties,
North American Nursing Diagnosis Assiociation (NANDA), Nursing diagnosis: definitions and classifications, Philadelphia 1992.
Napel H. ten, Ontwerp WCC-standaard Classificatie van diagnostische termen voor de
Roodbol G., Informatiebrochure Werken met de structuur, Staf Zorg Academisch Ziekenhuis Nijmegen
Rest- de Bakker K. van, Methodisch werken in de verpleging: het verpleegkundig proces in de praktijk,
Paans-Wubbolts H.I. en Nagelhout D. Dat doe je gewoon., een exploratief onderzoek naar de uitvoering van twee interventies door intra- en extramuraal werkende verpleegkundigen bij patiënten met COPD, Tjongerschans ziekenhuis Heerenveen 1996.
Roelofs W.M.E., Verpleegkundige diagnoses bij Carapatiënten, Rijksuniversiteit Limburg 1995.
Sluijs C. van, Het verpleegproces van een longemfyseem patiënt, Gorinchem 1997.
Nederlands Astma Fonds 2004 / Verpleegkundig diagnosticeren bij mensen met COPDBIJLAGE 1 VERPLEEGKUNDIGE DIAGNOSES, RELEVANT VOOR DE 'STANDAARD' COPD-PATIËNT
Samengesteld uit: Gordon M. Handleiding verpleegkundige diagnostiek 1995-1996, De Tijdstroom,
Bedoeling van deze lijst is aan te geven welke verpleegkundige diagnoses aan de orde kunnen zijn bij
patiënten met de medische diagnose: COPD
Patroon gezondheidsbeleving en -instandhouding • Gezondheidzoekend gedrag
• Dreigend inadequate opvolging van de behandeling (specificeer gebied)
• Tekort in gezondheidsinstandhouding (specificeer gebied)
• Dreigend tekort in gezondheidsinstandhouding (specificeer gebied)
• Therapie-ontrouw (specificeer gebied)
• Infectiegevaar (specificeer type/gebied)
Voedings- en stofwisselingspatroon • Voedingstekort (specificeer gebied)
• Veranderd mondslijmvlies (specificeer type verandering)
Uitscheidingspatroon • Functionele incontinentie
(Cite as: 356 F.3d 1357) 168(2.1) SMITHKLINE BEECHAM CORP. (doing business asNarrowing amendment made by patent applicant to satisfyany requirement of Patent Act may give rise to estoppelwhen patentee subsequently asserting infringement under 168(2.1) Nos. 02-1581, 02-1612, 03-1011. presumption that patentee surrendered territory betweenoriginal claim and amended claim; such pre