Microsoft word - malaria_teksten_ntvg_en_hoogleraren.bijlage_iii.doc
TOENAME VAN MALARIA BIJ MIGRANTEN IN DE BIJLMERMEER Teleurgestelde Ghanese Nederlanders spuien hun klachten over de hulpverlening tijdens een bijeenkomst van gezondheidswerkers in Amsterdam-Zuidoost. Malaria-profylaxe niet vergoed
De Tweede Kamer had in de tweede helft van de jaren negentig geen bezwaar gemaakt dat
de regering groenlicht gaf aan de ziektekostenverzekeraars voor het schrappen van de
vergoeding van malaria-profylaxe. Bezoekers van malaria-gebieden konden de profylaxe
vaak niet betalen. Ik constateerde een toename van malaria bij migranten in de Bijlmermeer
en publiceerde onderstaande artikel over dit vraagstuk in het Nederlands Tijdschrift voor
Geneeskunde. Samen met de tropenafdeling van het Academisch Medisch Centrum (AMC)
startte ik een voorlichtingscampagne op de basisscholen van de wijk. Deze actie was
succesvol, echter zorgde de gemeente Amsterdam, stadsdeel Zuidoost er voor dat het AMC
Casuïstische mededelingen
Toename van malaria bij migranten in Amsterdam-Zuidoost
Het aantal gevallen van malaria onder de allochtone bevolking van Amsterdam lijkt toe te
nemen: werden bij de Amsterdamse GG&GD in 1991 nog 85 patiënten met malaria
aangemeld, in 1997 waren dat er reeds 129, van wie 85 een Plasmodium falciparum-infectie
hadden opgelopen. Van deze laatstgenoemde 85 waren 82 in West-Afrika besmet.1 In 1998
werd in het Academisch Medisch Centrum (AMC) 126 maal de diagnose ‘malaria’ gesteld; 94
patiënten hadden een P. falciparuminfectie, 55 van dezen waren afkomstig uit Ghana
(informatie verkregen van mw. dr. J.C.F.M. Wetsteyn, internist, AMC). In de periode 1979-
1988 was 15% van de patiënten met P. falciparum-infectie oorspronkelijk afkomstig uit een
malariagebied, terwijl dat tussen 1991 en 1994 48% was.2 Deze trend van relatieve toename
van malaria bij immigranten werd ook elders in Europa gesignaleerd.3 4 In het Verenigd
Koninkrijk was in 1996 38% van de malariapatiënten van Afrikaanse herkomst, 35% van
Aziatische en slechts 14% was blank en had tevens de Britse nationaliteit.5
In een huisartspraktijk in Amsterdam-Zuidoost werd in 1998 bij een 13-jarig Ghanees meisje
een uitgestelde eerste aanval van Plasmodium ovale-infectie gediagnosticeerd, bij een 43-
jarige Ghanese man en een 8-jarig Ghanees meisje malaria tropica met een lage
parasitemie-index, en bij een 44-jarige Surinaamse vrouw Plasmodium vivax-infectie. De
Ghanese patiënten hadden hun land van herkomst bezocht, de Surinaamse vrouw had de
infectie bij een bezoek aan India opgedaan. Alle patiënten reageerden goed op anti-
malariamedicatie. In totaal werd in 1998 in de betreffende huisartsenpraktijk bij 6 patiënten
van niet-Nederlandse origine malaria vastgesteld. Vier patiënten hadden geen
malariaprofylaxe toegepast en twee hadden de malariamiddelen niet op de juiste wijze
gebruikt. Een relatieve toename van malaria bij immigranten wordt in Nederland en ook
elders in Europa gesignaleerd. Onderschatting van de risico’s en onbekendheid met malaria
en de veranderende epidemiologie leiden ertoe dat allochtonen op reis gaan zonder
profylactische maatregelen te nemen. Nieuwe creatieve wegen moeten worden gezocht om
deze bevolkingsgroep goed voor te lichten.
A.M.N. Makdoembaks, huisarts, Klieverink 1, 1104 KC Amsterdam.
Academisch Medisch Centrum, afd. Infectieziekten, Tropische Geneeskunde
Correspondentieadres: A.M.N. Makdoembaks.
Ned Tijdschr Geneeskd 2000 8 januari;144(2) 83
Landelijk lijkt het aantal gevallen van malaria sinds 1988 vrij constant: ongeveer 250-300
patiënten worden jaarlijks gemeld, maar in werkelijkheid zijn er wellicht 600 per jaar.6 Bij de
Surinaamse bevolkingsgroep (10% van de Amsterdamse bevolking) zien wij niet vaak
malaria, omdat deze ziekte alleen in het bosgebied van Suriname voorkomt. Ongeveer 1%
van de Amsterdamse bevolking komt uit West-Afrika7 en van hen vormen Ghanezen, die
voornamelijk in Amsterdam wonen, met 5000 personen (50% vrouwen) de grootste groep.8
De huisartsenpraktijk van een onzer (A.M.N.M.) in Amsterdam (Bijlmermeer) telt ongeveer
200 patiënten afkomstig uit Ghana; een aantal dat sinds 1990 vrij constant is. Veel
Ghanezen bezoeken hun geboorteland en gebruiken dan geen malariaprofylaxe.2 In de
periode 1990-1996 waren er in de praktijk jaarlijks gemiddeld 2 Ghanese patiënten met
malaria. In 1997 waren het er 3 en in 1998 5. Bovendien werd in 1998 een Surinaamse
patiënte in India geïnfecteerd. Kennis van deze infectie, van de mogelijke complicaties en
van de mogelijkheden om besmetting te voorkomen waren bij deze patiënten gebrekkig. Aan
de hand van 4 casussen lichten wij enkele problemen toe.
Patiënt A, een in 1985 in Ghana geboren en sedert enkele jaren in Amsterdam wonend
meisje, kreeg in mei 1998 klachten van hoofdpijn, koorts en koude rillingen, die al 10 dagen
bestonden voor zij zich bij de huisarts meldde. Het in het huisartsenlaboratorium
vervaardigde dikkedruppelpreparaat toonde malariaparasieten, maar definitief uitsluitsel over
de soort en het aantal was niet mogelijk. Patiënte werd na telefonisch contact naar de
kinderarts verwezen, bij wie zij direct terecht kon. Zij was 9 maanden eerder op
familiebezoek in Ghana geweest. Zij had wekelijks een onbekend medicijn ingenomen,
waarschijnlijk mefloquine, maar niet trouw. Zij keerde begin juli 1997 in Nederland terug en
werd in augustus adequaat behandeld voor een P. falciparum-infectie. Bij nacontroles bleek
Bij lichamelijk onderzoek maakte zij geen zieke indruk. De lever en de milt waren niet
palpabel. Het dikkedruppelpreparaat toonde Plasmodium ovale-parasieten. De conclusie
luidde: ‘zogeheten uitgestelde eerste aanval van P. ovale’. Zij werd behandeld met
chloroquine en vervolgens met primaquine (de activiteit van glucosefosfaatdehydrogenase in
het bloed was normaal). Bij controle 2 weken later maakte patiënte het goed en was zij
Patiënt B, een in 1955 in Ghana geboren en sedert 1990 in Amsterdam wonende man, was
drie keer teruggeweest naar Ghana, voor het laatst van april tot half juni 1998. Hij was goed
gevaccineerd, maar gebruikte geen malariaprofylaxe. Drie weken na aankomst in Ghana
was hij ziek geworden met koorts en pijn in de benen. Er werd toen hoge bloeddruk
vastgesteld, waarvoor hij medicijnen kreeg voorgeschreven. Naar zijn zeggen kreeg hij niets
tegen malaria. Sedert zijn terugkeer naar Nederland had hij af en toe koorts. Begin juli kreeg
hij ook gewrichts-, spier- en hoofdpijn, reden waarom hij zich meldde bij de huisarts. Hij werd
verwezen naar de internist-tropisch geneeskundige. Als kind zou hij malaria hebben gehad,
Bij het lichamelijk onderzoek was patiënt matig ziek. De bloeddruk was 190/95 mmHg, de
polsfrequentie 80/min. Patiënt leek licht icterisch en lever en milt waren juist palpabel. In een
dikkedruppelpreparaat werden P. falciparum-parasieten gezien, met een lage parasitemie-
index: 81 trofozoïten per 100 leukocyten. Bloedonderzoek toonde een verhoogde bezinking
(BSE: 83 mm/1e uur) en voorts: hemoglobine (Hb): 7,1mmol/l; leukocyten: 5,2 109/l;
trombocyten: 165 109/l. De nierfunctie was gestoord (serumcreatinine: 144 mol/l); de
bilirubineconcentratie bedroeg 27 mol/l (normaal o 17). Patiënt had derhalve malaria
tropica met een lage parasitemieindex, en tevens hypertensie. Hij werd 3 dagen behandeld
met een nieuw combinatiepreparaat bestaande uit atovaquon en proguanil. Hij genas
volledig van deze malaria-episode. De evaluatie en de behandeling van de hypertensie en
de nierfunctiestoornis laten wij hier buiten beschouwing.
Patiënt C, een in 1954 in Suriname geboren vrouw van Hindoestaanse afkomst, woonde
sedert 1985 in Amsterdam. Begin september 1998 kreeg zij klachten van duizeligheid,
misselijkheid, verminderde eetlust en koorts tot 39°C, met koude rillingen. Een maand eerder
was zij teruggekomen van een vakantie van 3 weken in India. Aldaar had zij kortdurend
diarree gehad. Als malariaprofylacticum had zij proguanil gebruikt, maar bij thuiskomst was
zij hiermee opgehouden. Toen zij 10 dagen ziek was, meldde zij zich bij de huisarts, die haar
verwees omdat zij een zieke indruk maakte. Vanuit de polikliniek werd zij opgenomen. De
polsfrequentie was 90/min, de bloeddruk 120/70 mmHg en de temperatuur 37,2°C. De
conjunctivae waren bleek. Het verdere lichamelijk onderzoek bracht geen bijzonderheden
aan het licht, met name waren de lever en de milt niet palpabel. Het dikkedruppelpreparaat
toonde Plasmodium vivax-parasieten. De uitslagen van verder laboratoriumonderzoek
waren: BSE: 97 mm/1e uur; Hb: 3,8 mmol/; erytrocyten: 3,51 1012/l; ‘mean corpuscular
volume’ (MCV): 58 fl; ‘mean corpuscular haemoglobin’ (MCH): 1,09 fmol; ‘mean corpuscular
haemoglobin content’ (MCHC): 18,8 mmol/l; reticulocyten: 3,5%; leukocyten: 4,6 109/l.
Patiënte leed derhalve aan een P. vivax-infectie en een microcytaire hypochrome anemie die
niet pastte bij een P. vivax-infectie. De aanvullende anamnese wees op menometrorragie,
echografisch onderzoek toonde een uterus myomatosus en de verdere
laboratoriumgegevens pasten bij een ijzergebreksanemie.
Patiënte werd behandeld met chloroquine en nadat glucosefosfaatdehydrogenasedeficiëntie
was uitgesloten, met primaquine. Onder ijzersuppletie verbeterde de Hb-waarde geleidelijk.
Patiënt D, een in 1990 in Amsterdam geboren meisje van Ghanese ouders, verbleef vanaf
1992 in Ghana. Zij was bekend wegens sikkelcelanemie (HbS- -thalassemie) en had in
Ghana klachten gehad van moeheid, slechte eetlust en pijn in de extremiteiten. Zij had geen
malariaprofylaxe gebruikt. Zij keerde in juli 1998 terug in Nederland. Begin september
presenteerde zij zich bij de huisarts met pijn in de rechter arm, hoofdpijn en mogelijk koorts.
Zij maakte een zieke indruk en werd door de kinderarts opgenomen. Zij was niet icterisch.
De lichaamstemperatuur bedroeg 39,2°C, de polsfrequentie 120/
min. De lever en de milt waren 4 cm onder de ribbenboog palpabel. De rechter bovenarm
was pijnlijk gezwollen en er was bewegingsbeperking van de rechter elleboog.
Bloedonderzoek toonde P. falciparum-parasieten met een parasitemie-index van 0,1%. De
Hb-waarde bedroeg 4,0 mmol/l. Röntgenonderzoek toonde geen afwijkingen aan rechter arm
en elleboog. De diagnose luidde ‘malaria tropica met een lage parasitemie-index en een
pijnlijke rechter bovenarm en elleboog, mogelijk ten gevolge van een botcrisis’ bij een
Ghanese patiënte met HbS- -thalassemie. Bloedkweken bleven negatief. Behandeling met
halofantrine (de QT-tijd op het ECG was normaal) resulteerde in genezing van de malaria.
De pijn in arm en elleboog verdween tijdens hyperhydratie en pijnstilling.
84 Ned Tijdschr Geneeskd 2000 8 januari;144(2)
Bovendien was amoxicilline-clavulaanzuur toegediend, bij patiënten met sikkelcelanemie en
een crisis niet ongebruikelijk omdat aan een bacteriële infectie wordt gedacht als uitlokkend
In 1998 vertrokken meer dan 1 miljoen Nederlanders naar verre bestemmingen en verwacht
wordt dat over 10 jaar 3,5 miljoen mensen dit zullen doen.9 Onder deze reizigers bevinden
zich vele allochtonen die voor familiebezoek, vakantie of zaken terugreizen naar hun land
van afkomst, soms na vele jaren. Vele allochtonen winnen geen advies in bij een
vaccinatiecentrum of hun huisarts.2 Zij onderschatten de gevaren, denken de risico’s wel te
kennen en deze wel aan te kunnen. Mogelijk denken zij nog immuun te zijn voor de ziekten
in hun geboortestreek en weten zij niet dat malaria-immuniteit in de loop der jaren
vermindert. Wellicht onderschatten zij ook de veranderingen die ter plaatse zijn opgetreden,
met name het oprukken van malaria en de toenemende resistentie van de malariaparasiet
tegen geneesmiddelen. Het goedkope middel dat overal te koop is, chloroquine, is niet altijd
meer werkzaam.10 Een hinderpaal bij de profylaxe zou ook kunnen zijn dat
malariaprofylactica (en vaccinaties voor een reis) niet vergoed worden door verzekering of
ziekenfonds. Voor een gezin met kinderen kunnen de kosten hiervan aardig oplopen.
Bovendien informeren reisbureaus reizigers gebrekkig over gezondheidsrisico’s bij verre
bestemmingen en is voorlichting door middel van folders wellicht niet effectief.
Terwijl het absolute aantal patiënten met malaria in Nederland constant blijft, is het relatieve
aandeel van allochtone Nederlanders toegenomen.2 3 Behalve de gemelde 4 patiënten waren
in de praktijk in 1998 nog 2 Ghanezen die een P. falciparum-infectie opliepen in Ghana: 4
patiënten hadden geen profylaxe gebruikt en 2 patiënten pasten de profylaxe niet juist toe.
De met P. falciparum geïnfecteerden toonden geen acuut ziektebeeld, geen acuut hoge
koorts met koude rillingen, maar meer een geprotraheerd beloop. Het aantal parasieten was
niet hoog, hoewel de patiënten geen malariaprofylaxe hadden toegepast. Een zekere mate
van immuniteit heeft hierbij waarschijnlijk toch nog een rol gespeeld.
In het Verenigd Koninkrijk werd opgemerkt dat malaria in toenemende mate etnische
minderheden treft en dat sterfte voorkomt bij reizigers van elke etnische afkomst, maar dat
reizigers van Europese origine een bijzonder risico lijken te lopen aan malaria te sterven. De
11 sterfgevallen ten gevolge van malaria in 1996 in het Verenigd Koninkrijk betroffen 9
blanken (7 Britten, 2 van elders) en 2 Aziaten, van wie 1 pas was aangekomen en 1 al langer
Onze patiënten met P. vivax- en P. ovale-infectie hadden wel duidelijk koude rillingen.
Infectie met P. vivax leidt meestal niet tot opname, maar patiënt C werd wel opgenomen
doordat er ook een ernstige ijzergebreksanemie was. Comorbiditeit zoals anemie,
sikkelcelziekte, diabetes mellitus of hypertensie kan belangrijke invloed uitoefenen op het
uiteindelijke ziektebeeld: anemie wordt verergerd, een crisis wordt uitgelokt, suikerspiegel- of
bloeddrukcontrole raakt ontregeld. De indruk bestaat dat bij allochtonen comorbiditeit zich
vaker voordoet, maar juiste getallen hieromtrent ontbreken.
In de Bijlmermeer lijkt het aantal patiënten dat tijdens familiebezoek in de tropen malaria
oploopt, toe te nemen. Ook elders dient men hiermee rekening te houden. Andere dan de
gebruikelijke informatiemethoden dienen te worden verkend om de allochtone
bevolkingsgroepen te bereiken en in en voor te lichten. Bepaalde groepen kunnen wellicht
beter worden geïnformeerd via bijeenkomsten in kerken, moskeeën, scholen en andere
ontmoetingspunten en via lokale tv- en radiostations dan met folders. Informatiecampagnes
zoals voor griepvaccinatie moeten worden overwogen.
__________________________________________
Increase of malaria in migrants in Amsterdam Southeast. – In a general practice in
Amsterdam Southeast in 1998 a delayed first attack of Plasmodium ovale infection was
diagnosed in a 13-year-old girl from Ghana, malaria tropica with a low parasitaemia index in
a 43-year-old Ghanaian man and a 8-year-old Ghanaian girl, and Plasmodium vivax infection
in a 44-year-old Surinam woman. The Ghanaian patients had visited their native country, the
Surinam woman had contracted the infection during a visit to India. All patients responded
well to antimalaria medication. These patients were among a total of 6 patients of non-Dutch
origin diagnosed with malaria in 1998 in this general practice. Four patients had not taken
any prophylactic drug and two had not used the drugs properly. A relative increase of malaria
in immigrants has been seen in the Netherlands and elsewhere in Europe in recent years.
Underestimation of the risks and lack of knowledge of malaria and of the changing
epidemiology make people of ethnic minorities travel without taking appropriate precautions.
New, creative ways of communication and information will have to be explored to reach
_______________________________________________
1 Jaarverslag 1997, afdeling infectieziekten. Amsterdam: GG&GD; 1997.
2 Wetsteyn JCFM, Kager PA, Gool T van. The changing pattern of imported malaria in the
Academic Medical Centre, Amsterdam. J Travel Med 1997;4:171-5.
3 Behrens RH, Pryce DI. Trends and presenting features of malaria in travellers from the UK.
4 Di Perri G, Solbiati M, Vento S, De Checchi G, Luzzati R, Bonora S, et al. West African
immigrants and new patterns of malaria imported to North Eastern Italy. J Travel Med
5 Bradley DJ, Warhurst DC, Blaze M, Smith V, Williams J. Malaria imported into the United
Kingdom in 1996. Euro surveillance 1998; 3:40-2.
6 Reep-van den Bergh CMM, Docters van Leeuwen WM, Kessel RPM van, Lelijveld JLM.
Malaria: onderrapportage en risicoschatting voor tropenreizigers. Ned Tijdschr Geneeskd
7 Jaarboek 1998. Het Amsterdamse Bureau voor Onderzoek en Statistiek. Amsterdam,
8 Zuidoost in cijfers. CBMO-onderzoek. Stadsdeel Amsterdam-Zuidoost, maart 1998.
9 Nederlander onbeschermd op reis. Trouw, 13 januari 1999.
10 Marsh K. Malaria disaster in Africa. Lancet 1998;352:924.
Ned Tijdschr Geneeskd 2000 8 januari;144(2) 85
Sabotage voorlichtingscampagne met het AMC
Begin 2000 besloot ik samen met prof. dr. Kager van het AMC, voorlichting aan de kinderen
van de Bijlmer-basisscholen te organiseren. De door de huisdokter, Kager en AMC-
tropenarts mw. dr. J.C.F.M. Wetsteyn georganiseerde eerste voorlichtingsochtend was een
groot succes. Met een film en uitleg op 19 mei 2000 op de zwarte school Augustinus College
in de Bijlmermeer was de actie volledig geslaagd en voldeed aan alle verwachtingen. Bij de
eerste bespreking voor een plan van aanpak voorlichtingsactiviteiten op scholen 2001 kreeg
ik prof. P.A. Kager de droevige mededeling dat de afdeling communicatie/voorlichting van
het AMC benaderd was door de ‘adviseur’ van de gemeente Amsterdam van het stadsdeel
Zuidoost de heer Jan Lau. Het AMC kreeg het advies om alle voorlichtingsactiviteiten met de
huisarts onmiddellijk te staken, hetgeen ook is gebeurd.
KROradio 1 zendt interview over malariaproblematiek niet uit
De heer Rudy Lion Sjin Tjoe is radio-reporter voor de KRO, maar heeft ook een eigen bedrijf.
Rudy is een zeer goede vriend van de heer Jan Lau en doet wat van hem verlangd wordt
door Lau. Via zijn bedrijf krijgt Rudy, vermoedelijk na bemiddeling door de heer Jan Lau,
waarschijnlijk als beloning, regelmatig goed betaalde opdrachten voor het stadsdeel
Zuidoost. Vlak vóór het afblazen van het project door het AMC, had ik mijn medewerking
verleend aan de heer Rudy Lion Sjin Tjoe om voor de KRO-radio-I een reportage te maken
over de geconstateerde toename van malaria in de Bijlmermeer. Om een deel te zullen gaan
gebruiken voor de uitzending over malaria in de Bijlmer op Radio-I werd ik ongeveer een
half uur geïnterviewd door Rudy . Tevens zorgde ik ervoor dat de interviews van de in een
artikel beschreven patiënten en een leider van de Ghanese gemeenschap tot stand konden
komen. Tijdens de uitzending liet de KRO-Radio-I-verantwoordelijke dat deel van de huisarts
niet uitzenden. Mogelijk dat de heer Jan Lau zijn vriend Rudy zover heeft kunnen bewerken
Netwerk televisie knipt fragmenten waarin Makdoembaks wordt genoemd
Netals KRO-Radio-I, besteedde in dezelfde periode ook Netwerk-televisie aandacht omtrent
het vorenstaande. Prof. dr. Kager werd uitgebreid geïnterviewd omtrent de door mij
geconstateerde en in het Nederlandse Tijdschrift voor Geneeskunde gepubliceerde malaria
problematiek. Tijdens het interview legde prof. Kager regelmatig de nadruk op het
inhoudelijke van het artikel en noemde een aantal malen mijn naam. Echter werd tijdens de
uitzending al deze onderdelen en fragmenten eruit geknipt.
Ingrijpen door secretaris van het dagelijks bestuur stadsdeel Amsterdam Zuidoost
Ik protesteerde tegen de handelwijze van Jan Lau bij de eindverantwoordelijke ambtenaar
van de gemeente Amsterdam Stadsdeel Zuidoost, de heer H.K. Fernandes Mendes,
secretaris van het Dagelijks Bestuur. Op 9 oktober 2001 werd de klacht besproken in een
overleg met de secretaris en de heer Jan Lau. Het resultaat van het voormelde gesprek was
dat zonder tussenkomst van het Dagelijks Bestuur en de raad, ‘adviseur’ Jan Lau ervoor
zorgde dat de huisarts een contract kreeg om gedurende één jaar kosteloos via Radio
Zuidoost, het lokale radiostation in Amsterdam Zuidoost, medische voorlichtingsprogramma’s
Using PIDs To Assess Exposure Risk In Unknown Environments Risk Decisions Based on PIDs Correction Factors are the Key Photoionization detectors (PIDs) can measure volatile Correction Factors are the key to unlocking the organic compounds (VOCs) and other toxic gases at power of a PID for assessing varying mixtures and concentrations from parts per billion (ppb) to 10,000 un
Anfang April ist Yasmin Boretius aus Ruggell zu ihrem Europäischen Freiwilligen- dienst (EFD) aufgebrochen. Das Ziel der 20-Jährigen: Pietarsaari in Finnland. Dort wirkt sie für ein Jahr in einem Jugendtreff mit. Wie sie zum EFD gekommen ist und was sie richtet. Ich habe auch schon zwei mal so in den ersten vier Wochen in Finnland erlebt ein Abendprogramm auf die Beine gestellt. Einmal